John Dewey (1859-1952) is een van de grondleggers van de wijsgerige stroming die Pragmatisme genoemd wordt. Daarin staat de mens als handelend wezen centraal. Handelen en denken worden ingezet om praktische problemen tot een oplossing te brengen. Kennis is voor hem het creëren van de juiste attitudes bij het vormgeven van wensen van mensen door in te spelen op behoeften van mensen die van betekenis zijn in ons leven. Deze wensen en behoeften openen steeds weer nieuwe wegen naar een nog niet verkende en bereikte toekomst. Met andere woorden: naast een pragmatisch element, is ook duidelijk sprake van een idealisme waarin dromen gerealiseerd mogen worden.
De opgave die Dewey ziet voor ons mensen is het met elkaar creëren van de wereld door het ontwikkelen van een gedeeld beeld van de multi-interpretabele werkelijkheid. Dat is de opstap naar democratie, welke hij omschrijft als “a mode of conjoint communicated experience”. Democratie is voor hem een levenswijze van vrije en verrijkende ontmoeting en communicatie, waarin het onze taak is om steeds weer ervaringen (= handelingen die tot een reactie leiden) te realiseren waarin iedereen deelt en aan bijdraagt. Democratie is de enige manier van leven die gelooft in het ervaringsproces, dat tegelijkertijd doel en middel is. Democratie is voor hem echter minder een resultaat dan een proces van ervaring, minder een uiterlijke institutie maar meer een samen met anderen doorleefde poging om richting te geven aan het goede. Daarin past verantwoordelijk handelen zodat generaties na ons ook weer kunnen voortbouwen op een solide, eerlijke samenleving. Democratie is een ingewikkelde en moeilijke weg, omdat mensen moeten leren deel uit te maken van een gemeenschap. Via respectvolle communicatie kunnen meningsverschillen, controversen en conflicten worden overbrugd. Daarom kunnen de resultaten van sociaal-wetenschappelijk onderzoek een functie hebben. Het is duidelijk dat democratie geen vanzelfsprekendheid is vanuit een soepel lopend geheel. Het moet elke keer weer geconstrueerd worden en zich bewijzen door het ontdekken van gemeenschappelijke belangen. Daarmee moet je op jonge leeftijd beginnen. Alleen dan ontwikkelen kinderen zich tot volwaardige leden van een gemeenschap. Goed politiek burgerschap is een proces van vorming. Daarmee zijn we aanbeland bij opvoeding en onderwijs.
Opvoeden is voor Dewey een middel om het democratisch gehalte van een samenleving te borgen. Het is het organiseren van een geleidelijke deelname van het kind aan een groter maatschappelijk bewustzijn, waarin deze erfgenaam is ‘van het gestorte kapitaal van de beschaving’. Dat betekent dat opvoeding in het teken staat van het bevorderen van het zelfsturend vermogen van het kind. Het kind wordt gezien als een heel en geïntegreerd wezen dat volledig gebruik dient te maken van zijn capaciteiten. De school als ‘embryonale samenleving’ heeft een morele verantwoordelijkheid naar de samenleving door die capaciteiten van het kind te zien en te vergroten, de belangstelling te stimuleren en de gedragspatronen te herkennen en hierin bij te sturen. Het doel van de school is het scheppen van de juiste condities om kinderen zich te laten ontwikkelen tot (politieke) burgers, die in staat zijn om met alles dat ze in zich hebben een zelfstandig leven te leiden, reserves op te bouwen om noodsituaties aan te kunnen en daarmee bij te dragen aan de samenleving. Het klaarstomen van een kind voor een beroep is daarvan slechts een afgeleide. Opvoeden is dus een primaire taak voor de school, die zich positioneert tussen gezin en samenleving. De leraar (be)geleidt deze processen van vervolmaking en zorgt er voor dat de leerstof steeds past bij het bereik en de ervaringsontwikkeling van het kind. Hij zorgt voor de koppeling van de min of meer toevallig rondcirkelende ervaringen van het kind aan de meer gereguleerde en ordelijke ervaringen van de toekomst. Juist op dit punt verschijnt de wetenschap ten tonele.
Wetenschap opgevat als social technology voegt inzichten toe aan de leerstof waar het kind mee aan de gang gaat en bestaat uit een geheel van geverifieerde feiten, die helpen de problemen te identificeren en aansluiten bij de leefwereld van het kind. Waarom wetenschap zo belangrijk is, heeft niet alleen te maken met de noodzakelijke betrouwbaarheid van feiten, maar ook met de opvatting dat vrijheid van onderzoek en het delen van de resultaten bijdragen aan de democratische regulering van het menselijk handelen.
Samengevat: wetenschap, opvoeding en onderwijs hebben een gedeeld doel, namelijk het volwaardig participeren van (jonge) mensen in het maatschappelijk leven. Dat is voor Dewey democratie: de ervaring om met respect voor verschillen gezamenlijk het goede te doen, opdat toekomstige generaties daar de vruchten van kunnen plukken.
Wat maakt nu dat dit ons misschien wel als muziek in de oren klinkt? Allereerst dat de mens (het kind) met zijn kwaliteiten centraal staat en bijdraagt aan een groter en duurzamer geheel waar ook toekomstige generaties van kunnen profiteren. De combinatie van zelfsturend vermogen binnen de context van een gemeenschap vereist (communicatieve) en samenwerkende vaardigheden die van jongs af aan geoefend worden; eerst in het gezin en de school, later in de samenleving.
Ook de rol van de ervaring als start voor leren en experimenteren in een complexe, dynamische en chaotische wereld is aanknopingspunt voor vernieuwing. Werkender weg leren wat goed en juist is, past bij een netwerksamenleving, waarin met elkaar delen – in elk opzicht – meerwaarde creëert. Dat veronderstelt reflectie op ons eigen handelen en toetsen of we ons nog in de goede richting bewegen. Dewey zou dit allemaal zien als integrale onderdelen van het democratische proces. Daarin wordt de vrijheid van denken, op grond van wat men weet en gelooft, steeds groter en verfijnder.
Ik denk dat het integrale denken van John Dewey, vanuit een concept van geleidelijk, continu en vaardig leren, impulsen voor verandering kan geven. Het zou het cynisme in en over de vier deelsystemen kunnen overwinnen en het zou ook handvatten kunnen bieden voor een meer mensgerichte visie op verandering van systemen. Daarmee kunnen we sferen die we zelf gecreëerd hebben keren. We kunnen democratie zien als een voortdurend proces van dialoog; onderwijs als een sociaal laboratorium van gekweekte kwaliteiten; wetenschap als een betrouwbare bron van vernieuwing ter versteviging van standpunten; opvoeding als de basis voor respect voor andermans opvattingen. En dat allemaal in relatie tot elkaar.