Historisch gezien verwijst de naam ‘Europa’ sinds de vijfde eeuw voor Christus op al het (ongedefinieerde) land dat ten noorden van Griekenland ligt. De tweede betekenis verwijst naar de Griekse mythologie, waarin de oppergod Zeus de Fenisische prinses Europa schaakt en haar meeneemt naar Kreta om daar de liefde met haar te bedrijven. Europa is in de ogen van Zeus dus een aantrekkelijke geliefde en zo heb ik met mijn toeristische bril zelf ook altijd naar Europa gekeken: interessante mensen, prachtige landschappen en goed bereikbaar. Maar, ik besef onmiddellijk dat die perceptie, ook als iedereen dat zo zou ervaren als ikzelf, geen legitimering is om Europa ten huwelijk te vragen. Dan is er meer nodig, heel veel meer, en vooral meer vertrouwen. Wederzijds vertrouwen, zo moet ik toegeven, omdat ik niet alleen iets van Europa moet kunnen verwachten, maar Europa ook iets van mij. Wat heeft de literatuur mij aan inzichten geboden om het vertrouwen in Europa te versterken en om het niet alleen te laten bij kortstondige avances in meestentijds de zomervakantie?
Bijzonder is de blik naar binnen, die Geert Mak schetst op grond van zijn langdurige reizen rond de eeuwwisseling en die hij heeft vastgelegd in het imposante boek ‘In Europa’ dat handelt over het Europa van de 20e eeuw. Deze kloeke pil, die ik uit de nalatenschap van mijn vader heb meegenomen, heb ik heel langzaam uitgelezen. Niet alleen omdat het veel nieuwe contextinformatie bevat, maar vooral omdat ik soms misselijk werd van oorlog en geweld en de vele slachtoffers die zijn gevallen door toedoen van mensen, die net als ik ook Europeaan waren of zijn. In die zin is Europa als ‘gemeenschap’ van landen die zich economisch aan elkaar verbonden hebben een succes te noemen. Maar het is om met Jean Monnet te spreken niet een doel op zich, maar enkel een stap op de weg naar een georganiseerde wereld van morgen. En dat blijkt ook. Zelfs de Tweede Wereldoorlog roept verschillende associaties, verschillende mythes op. Er is dus niet iets als een gemeenschappelijk verhaal. En ook als je kijkt naar de verschillen tussen landen in cultureel, religieus en (geo) politiek opzicht dan zijn die enorm en blijken ook moeilijk te overwinnen. Er is geen gemeenschappelijke taal, geen publieke interesse in nieuwe staatsvormen, geen overeenstemming over de rol van de overheid, geen democratische legitimatie en geen simpele en solide speelregels. Die diversiteit is in theorie boeiend, maar maak daar maar eens een geheel van of tenminste een werkend netwerk van rode draden. Mak komt tot de conclusie dat Europa nog niet rijp is voor een federatie, te meer omdat het volgens hem ontbrak – en nog steeds ontbreekt (PM) – aan een gezamenlijke defensie en eenduidig buitenlands beleid. Hij pleit daarom voor een betrekkelijke losheid van het regiem met een balans tussen regelen en laten gebeuren en tussen structuur en vrijheid. Waarbij het beleid naar buiten helder en scherp is.
Interessant en een mooie pendant op de reis van Mak vormt de reis die Jonathan Holslag, Vlaams politicoloog en een van de belangrijkste denkers over politiek en wereldorde tussen 2017 en 2018 maakte door de ‘rafelranden’ van Europa. In opdracht van het dagblad Trouw sprak hij met veel mensen die binnen of buiten de grens van Europa wonen? Hoe kijken zij tegen Europa aan? Deze blik van buiten naar binnen is, precies datgene waar behoefte aan is en wat stelselmatig nooit gebeurd is: onderzoeken wat anderen van jou vinden om vervolgens met die informatie verder aan de slag en in gesprek te gaan. In een 20-tal reisverslagen komt Holslag er achter dat Europa de ‘achtertuinen’ heeft verwaarloosd, te weinig zorg en betrokkenheid heeft getoond bij wat er in die gebieden plaatsvindt en – vooral – gedacht wordt, te weinig geïnteresseerd is in de cultuur en geschiedenis van die gebieden, vaak veel kritiek heeft en weinig respect toont en – ondanks oppervlakkige steun – vaak uit is op eigen gewin. Europa beseft niet dat veel mensen eerder behoefte hebben aan rust, stabiliteit en werk dan aan vrijheid. Ook investeren in zelf-ontwikkeling (leren vissen) blijft achter bij abstracte geldinvesteringen (vissen geven). Kortom: Europa is in zichzelf gekeerd, denkt niet strategisch na over haar relatie met de buren en lijkt daar ook niet in geïnteresseerd, terwijl daar toch wel alle aanleiding voor is (migratie, veiligheid, economie).
Van strategisch gebrek is ook sprake als we de lens naar binnen richten, naar de manier waarop sturing wordt gegeven aan Europa en vanuit welk perspectief dat gebeurt. Het boek van Luuk van Middelaar ‘De nieuwe politiek van Europa’ gaat over het verschil tussen managen en leiden. Europa is tot nu vooral een vredesproject met een regelpolitiek gebleken en geen machtsproject met een gebeurtenispolitiek. Wat bedoelt hij daarmee? Na de Tweede Wereldoorlog heeft Europa zich op een reusachtige manier ontwikkeld, vooral door economische samenwerking. Deze heeft vooral welvaart gebracht en dat is ook steeds de impliciete strategie geweest: oorlog voorkomen door welvaart mogelijk te maken. Om te kunnen participeren aan het Europese vredesproject moeten de (kandidaat) lidstaten aan enorm veel regels voldoen, die steeds meer beginnen te knellen vanwege de ‘willekeur op detailniveau’. De crisis van Europa is minder een managementvraagstuk dan een democratisch-leiderschapsvraagstuk. Door de regelcultuur wordt oppositie ingedamd en worden nauwelijks gezamenlijke discussies gevoerd worden over thema’s als burgerschap en tegenspraak, veiligheid en grens, strategie en overleg en staat en gezag. Gevraagd wordt een handelingsvermogen om wanneer een besluit eenmaal genomen is er ook daadwerkelijk naar te handelen. Dat vereist, juist wanneer het om onvoorziene gebeurtenissen gaat, gelegitimeerd leiderschap dat dwingt tot
improviseren en uitproberen. Daarvoor is moed en doortastendheid op het juiste moment nodig. Of anders geformuleerd: Europa moet met macht leren om gaan en vuile handen durven te maken.
Wat leren deze drie verhalen mij? Voortbordurend op de Griekse mythologie doemt voor mij een beeld van Europa op van een mooie adolescent is, waar iedereen verliefd op is en – omgekeerd – die iedereen te vriend wil houden. Europa belooft veel, maar is erg op het uiterlijk gericht en is dwingend aanwezig: alles moet op haar manier, maar een echte belangstelling voor wat de Ander drijft heeft ze niet. Ze is erg met zichzelf bezig, gelooft in abstracte schoonheid, maar heeft nog geen focus gevonden. Ik trek daaruit de conclusie dat Europa nog niet volwassen is, nog geen eenheid in verscheidenheid durft te zijn. Ze heeft haar ware kracht nog niet ontdekt, die is gelegen in de verbinding met zichzelf, met het omgaan met al die stemmingswisselingen waar zij onderhevig aan is. Van daaruit kan zij vertrouwen wekken, krachtig handelen en doen wat nodig is. Van adolescent worden tot Vrouwe Europa.