Het is genoegzaam bekend dat Nederland slecht scoort op allerlei internationale klimaat en milieulijstjes[1]. Dat is ook niet zo verwonderlijk, want onze focus heeft primair op economische groei gelegen. De gunstige ligging aan grote rivieren en de Noordzee heeft ons veel handel en rijkdom gebracht. Daar komt nog bij dat we creatief zijn in het winnen van land en dat we met ons kleine grondoppervlak, gekoppeld aan hoogwaardige technologische innovatie, in staat zijn geweest om een hoge productiviteit in de landbouw- en voedselindustrie te realiseren. Maar: we zijn verblind geraakt door de korte termijnopbrengsten. Onze economische bril heeft alleen die activiteiten in beeld gebracht die tot meer materieel gewin hebben geleid, los van de milieu- en omgevingseffecten die deze teweeg brachten.
En toen, eind mei, was er het onverwachte, maar gewichtige, stikstofvonnis van de Raad van State, de hoogste bestuursrechtelijke instantie in Nederland. Waar draaide die uitspraak om? De Raad is van mening dat het Nederlandse programma om stikstof terug te dringen in kwetsbare natuurgebieden niet voldoet. Door de grote hoeveelheid stikstof die neerdaalt door de intensieve veehouderij, het intensieve autoverkeer en de uitstoot van industrie neemt de biodiversiteit in met name kwetsbare natuurgebieden dramatisch af. Het vonnis betekent een gevoelige tik op de vingers van de Rijksoverheid. De Raad geeft daarmee een signaal af dat er een stop moet komen op de aantasting van natuur. Met als duidelijk in het oog springende consequentie: uitstel en verdere vertraging van Lelystad Airport[2].
Slechts enkele dagen later verscheen het ontwerp voor een Nationale omgevingsvisie; het eerste Rijksbeleidsdocument dat het leven ziet in het kader van de nieuwe Omgevingswet. Deze treedt in werking op 1 januari 2021. De visie laat zien dat Nederland voor grote uitdagingen staat die van invloed zijn op onze fysieke leefomgeving. Verstedelijking, verduurzaming en klimaatadaptatie zijn nauw met elkaar verweven en vragen om een nieuwe, integrale manier van werken, waarin overheid en samenleving samen verantwoordelijk zijn voor de toekomst. Een wenkend perspectief, waarbij economie en natuur/ecologie meer dan in het verleden met elkaar verbonden moeten worden.
Weer enkele weken later was daar dan het door de regering lang aangekondigde Klimaatakkoord. Dit akkoord is voorbereid door tientallen organisaties, die - gezeten rond vijf tafels – maandenlang gesprek voerden over de vraag: ‘hoe kunnen we ten opzichte van 1990 in de komende 11 jaar tenminste 49%, maar liefst 55% minder broeikasgassen uitstoten?’ Met en rond de (kern)sector ‘elektriciteit’ zullen de andere vier sectoren – woningbouw, industrie, vervoer en landbouw/ landgebruik buitengewone inspanningen moeten leveren om die taakstelling in 2030 te halen. De vraag of dat nodig is minder moeilijk te beantwoorden dan de vraag of het haalbaar is. De drie ‘oude indianen’, Jan Terlouw, Herman Wijffels en Klaas van Egmond, hebben daar gerede twijfels over[3]. Zij verwijten de regering ‘oud denken’, dat zij samenvatten in een mechanisme dat er ongeveer als volgt uitziet: veel praten à scenario’s maken à uiteindelijk oprekken van de normen à ingewikkeld maken à de rechter knopen laten doorhakken à kritiek leveren op de rechter omdat deze zich met politiek bemoeit[4]. In feite verwijten deze drie wijzen de regering een gebrek aan leiderschap vanuit een toekomstvisie. Er bestaat bij de regering duidelijke weerzin tegen beleidsoplossingen die nodig zijn als je het probleem erkent. De idee dat milieubeleid veranderingen (bv. op gebied van schoon vervoer, duurzame voeding) oplegt aan mensen met een libertaire instelling durft zij niet voor haar rekening te nemen. Die afwachtende houding heeft veel te maken met het - overigens zelf gecreëerde - negatieve beeld dat een groeiend aantal mensen van het politiek bedrijven heeft. Internet (vrijheid van klimaatsceptici om desinformatie te communiceren) en media (evenveel neutrale aandacht schenken aan wetenschap als aan de mening van klimaatsceptici) bevestigen dat beeld verder. De wijzen roepen op tot leiderschap, waarbij het lastenverhaal vervangen wordt door een aantrekkelijk lustenverhaal, dat gebaseerd wordt op het benutten van kansen en een eerlijke verdeling van de lasten en de lusten. Goede voorbeelden van lokale initiatieven en van innovatief circulair ondernemerschap liggen bijna letterlijk op straat en vragen om herkend en erkend te worden.
Juni 2019 heeft duidelijk gemaakt dat het dominante bestuurlijke-marktparadigma onder druk staat en een nieuw paradigma voor de deur. Natuurwaarden rukken op en vragen om ander gedrag. Van burgers, maar zeker ook van politici. Rechters, toezichthouders en actieve burgers roepen de regering op te kiezen: voor economie of voor natuur. Het beleid tot nu toe heeft aangetoond dat natuur er alleen toe doet als het niet de bestaande economie in de wielen rijdt. Misschien moeten we ‘economie’ anders definiëren en anders gaan zien: als wetenschap van continuïteit, duurzaamheid en circulariteit met een rechtvaardige verdeling van lusten en lasten. Vanuit dat concept kunnen Ego en individueel belang worden getransformeerd tot Eco en collectief belang, waarin het individuele belang tot zijn recht komt. De gedeelde opgave voor de komende tijd is om bewuster leren om te gaan met onze omgeving, omdat we deel uitmaken van die omgeving. Uiteindelijk is dat belangrijker dan de score op een prestatielijstje.
[1] Bijvoorbeeld MVO Nederland (2014) Hoe duurzaam is Nederland? Een analyse van duurzaamheidvraagstukken in de Nederlandse economie.
[2] Inmiddels, we leven eind juli 2019, heeft de Raad van State nog drie ruimtelijke besluiten ‘on hold’ gezet: de verbreding van de A27 bij Utrecht, industriële uitbreiding bij Delfzijl en nieuwe economische activiteiten op de voormalige vliegbasis Twenthe.
[3] Radio interview van NCRV en KRO op 27 juni 2019 met drie oudgediende visionairs die het Klimaatakkoord ouderwets, onrechtvaardig en onsportief noemen.
[4] Deze laatste schakel in het proces heb ik zelf toegevoegd, omdat me deze schakel in de argumentatieketen relevant leek naar aanleiding van de rechtszaak van Urgenda tegen de Staat over reductie van CO2 uitstoot in 2020 met 25% t.o.v. 1990. Omdat de Staat in de ogen van Urgenda te weinig heeft gedaan aan terugdringing van CO2 uitstoot heeft de organisatie in 2015 een rechtszaak tegen de staat aangespannen met als inzet een versnelling van de inspanningen om die uitstoot terug te brengen. Daarbij beroept Urgenda zich op het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM) waarin Nederland verplicht wordt tot een aanzienlijke CO2-reductie. De staat is hiertegen in cassatie gegaan, omdat zij vindt dat een gerechtelijke uitspraak de beleidsvrijheid van de regering aantast.