De regel of de geest

De wachtgeldregeling is een toelage voor politici en bestuurders, die wordt uitgekeerd na al dan niet vrijwillig vertrek uit de functie, zoals ontslag of na beëindiging van het (verkiezings)mandaat in afwachting van een andere functie, een baan of pensioen. Gezien het onzekere karakter van de politiek en het feit dat politici namens ons opkomen voor de publieke zaak die ieder van ons aangaat, is de regel zeer wel te verdedigen, ook al is de regeling sinds begin van deze eeuw niet meer van toepassing op ambtenaren. En ook dat is begrijpelijk. Maar waar de plotselinge ophef nu over ging is dat verschillende politici uit verschillende bloedgroepen de regeling verschillend bleken te interpreteren en ook dat de regeling zelfs niet eens bij iedereen bekend bleek te zijn. Elk van de betrokkenen heeft inmiddels een goed betaalde baan. Ruwweg bleken er twee handelingsstrategieën te bestaan. Zij die de uitkering afslaan, omdat het tijdelijke vangnet niet op hen van toepassing is, ze hebben immers een andere baan en zijn van mening dat kamerleden naar de geest van de regeling dienen te handelen. Dus: wel recht op een uitkering indien er geen sprake is van een nieuwe betrekking en geen recht op een uitkering als dat wel het geval is. Een heldere zaak, zo lijkt het. Maar er zijn anderen, die van mening zijn dat ze recht kunnen doen gelden op de regeling als aanvulling op hun salarissen in hun nieuwe iets minder riant betaalde functies. Daarbij worden verschillende argumenten gebruikt. Vanuit de emotie geredeneerd wil de ene betrokkene vast blijven houden aan het oude particuliere(hoge) bestedingspatroon, terwijl de andere formalistisch redeneert en het wachtgeld opvat als ‘uitgesteld loon’ en onderdeel van de arbeidsvoorwaarden. In beide gevallen beroepen ze zich op de regel en vinden ze dat ze daarom recht hebben op aanvulling op hun salaris. Dit in tegenstelling tot degenen die de uitkering afsloegen, omdat ze enerzijds de wachtgeldregeling interpreteerden als een noodvoorziening om niet tussen de wal en het schip te geraken en anderzijds omdat ze tevreden zijn met hun huidige – inderdaad – mooie salaris, ook al is het salaris van een kamerlid nu eenmaal iets lager dan dat van een minister.

 

Kernvraag, die ik mij stelde, was waar we nu die twee verschillende standpunten aan toe kunnen schrijven. Is het alleen een kwestie van individuele perceptie en persoonlijke inkleuring, of is er meer aan de hand? Ik voelde al meteen aan m’n water dat dat laatste het geval was. Er blijkt sprake te zijn van twee verschillende waardensystemen even kenmerkend voor twee verschillende wereldbeelden. De één, materialistische en dominant. De ander meer altruïstisch en in ontwikkeling.

 

Diegenen die gebruik hebben gemaakt van de regel denken primair aan het eigen comfort, vanuit de vanzelfsprekendheid omdat ‘die regel nu eenmaal bestaat’. Dat zou automatisch betekenen dat je daar dan ook rechten aan kan ontlenen. Zij hangen een materialistisch wereldbeeld aan dat gekenmerkt wordt door de dominante waarde van geld. Zij zullen hooguit zeggen: “we zullen ons conformeren aan de nieuwe, aangescherpte wachtgeldregels mochten die er komen”. Het is daarbij nog maar zeer de vraag of men dan bereid is om met terugwerkende kracht het extra inkomen terug te storten. Daar tegenover staan degenen die niet vanuit de regel, maar vanuit de geest van de regeling denken. Zij zien de wachtgeldregeling uitsluitend als vangnet voor een risicovolle beroepsgroep. Bij hen lijkt niet zozeer de waarde van het geld voor henzelf voorop te staan, maar het principe van ‘wie heeft het nodig’. Dus: een veel mensgerichtere en contextafhankelijke positionering. Met natuurlijk als positief effect dat geld bespaard kan worden en aan andere publieke zaken uitgegeven kan worden. Redeneert de eerste groep dus van uit een welbegrepen eigen belang, de tweede groep redeneert vanuit een collectief belang.

 

Wat leert deze casus nu nog meer, behalve dat naar alle waarschijnlijkheid de oude, bestaande wachtgeldregels door de ophef in de kranten aangescherpt zullen worden?

Op grond van deze korte analyse wil ik nog iets zeggen over leiderschap, omdat ik dat mis bij diegenen die zich beroepen op regels vanuit een eigen privébelang en dat ik wel meer meen te bespeuren bij hen die vanuit een moreel besef afstand doen van een recht. Ik versta onder ‘leiderschap’ die persoonlijke of formele kwaliteit die we aantreffen bij het klassieke beeld van de koning die met kracht en wijsheid zijn volk koers en richting geeft. Leiderschap is bezield vanuit overstijgende waarden over wat goed is en geeft van daaruit richting aan de toekomst. Naar mijn mening geven de politici die voor eigen-(materialistisch) belang hebben gekozen niet het goede voorbeeld aan het volk dat zij moeten dienen. Die politici die bereid zijn af te zien van hun rechten en vanuit hoger gelegen waarden redeneren verdienen, daarentegen, lof, omdat ze bereid en in staat zijn terug te treden ten behoeve van een groter belang, namelijk dat van het volk dat zij vertegenwoordigen.

 

Het is mijn stellige overtuiging dat de huidige en zeker de toekomstige samenleving meer leiders nodig heeft, die vanuit de geest dan vanuit de regels redeneren. Dat vereist een hoger bewustzijn. Een bewustzijn dat nodig is om leiding te geven aan een samenleving die in zijn voegen kraakt en gebukt gaat onder de grote vraagstukken van maatschappelijk ongelijkheid en ecologische roofbouw en waarin een materialistisch wereldbeeld achterhaald is.

Terug...

^ Naar boven