Waarom heeft oud leiderschap afgedaan en is aflossing van de wacht door een nieuwe generatie leidinggevenden nu zo wenselijk? En: wat herken ik in hen van mijzelf?
Ik kom erachter dat ik graag met jongeren, met mensen van de leeftijd van mijn kinderen, werk. Ik herken in hen een aantal leiderschapskwaliteiten waaraan ik zelf ook sterk hecht en in die ik met meer of minder succes geprobeerd heb in de praktijk te brengen. Het inhoudelijke vraagstuk staat altijd voorop en moet vanuit de mens-kant worden benaderd, als betrof het jezelf. Inlevingsvermogen, luisteren en vandaar uit verbinden en met elkaar zoeken naar een deugdzame oplossing zie ik bij veel jongeren terug. Hun interesse in de (kwetsbare) mens (die ook in henzelf schuilt), hun belangstelling voor de samenhang der dingen, de bereidheid om kritisch naar zichzelf te kijken en het belang van disciplinering en karaktervorming zijn kenmerken van een nieuwe generatie leidinggevenden. Het zijn kwaliteiten die passie verraden, trouw-zijn aan jezelf veronderstellen en zowel idealistisch als praktisch zijn. Het is goed om met een eenvoudig kompas op zak te bekijken of je je doel bereikt. Dat doel is nadrukkelijk niet primair de veiligheid van mensen, maar het realiseren van geluk en een goed leven.
In de jeugdzorg en in andere zorgsectoren, in het onderwijs, bij de overheid, woningcorporaties, maar ook in de bankwereld en in andere delen van de private sector lopen we vast, omdat oude sturings- en organisatiemechanismen van bureaucratie en markt niet meer werken. Mensen zijn steeds minder gebaat bij uniforme regels en procedures en tegelijkertijd leidt de markt tot meer egoïsme en concurrentie dan gezond is. Die twee mechanismen houden de samenleving in al z’n segmenten en sectoren gevangen. De sterke nadruk op regels en collectiviteit enerzijds en concurrentie en individualisme anderzijds hebben ertoe bijgedragen dat organisaties uit het lood zijn geraakt. Ze zijn niet goed in staat zijn een nieuwe ontwikkelingslijn te creëren en een nieuwe koers te varen, die uitgaat van menselijkheid, rechtvaardigheid en gezamenlijke ontplooiingsruimte vanuit een duurzaam perspectief. Als ik om me heen kijk dan staan nog veel managers onder invloed van extreem veiligheidsdenken en extreem marktdenken. Ik zie managers, die bang zijn voor vernieuwing of die vernieuwing proberen te geleiden vanuit hiërarchische sturingsprincipes, die een groot Ego hebben, van alles veel vinden zonder hun veronderstellingen te toetsen aan de werkelijkheid. Ze hebben vaak hun oordeel al klaar, zonder goed te kijken. Ze rennen en vliegen, zetten anderen onder druk en laten dat bij henzelf ook toe. Ze gaan voor hun eigen korte termijn deelbelang en kijken weg van navrante situaties waarin anderen zich bevinden. Dikwijls kiezen ze voor geld, eigen positie, macht en/of status. Ze nemen eerst en geven pas later, ze beheersen in plaats van beheren.
Dat is niet het type leiderschap waar de directeur van de jeugdhulporganisatie op doelde toen wij in gesprek raakten over sturing en zelfsturing in zijn organisatie. Het is ook niet het type leiderschap dat ik in de onderstroom van de samenleving zie ontstaan en waaraan zo’n behoefte is. Juist omdat sprake is van minder financiële middelen hebben we behoefte aan een nieuwe generatie die creatief is, die de waarde van mensen weet in te schatten en te benutten en die een goede balans weet te vinden tussen idealisme (ergens met overtuiging voor gaan) en pragmatisme (roeien met de riemen die je hebt). Kortom: het is zaak om nieuw leiderschap mogelijk te maken, omdat de maatschappelijke vraagstukken te complex zijn voor afgekloven aanpakken en uitgewerkte methodieken. De vraag die mij wel erg bezighoudt is of de oude managers plaats willen maken voor de nieuwe leiders en in hoeverre zij hen willen faciliteren om zich te ontwikkelen tot die nieuwe leiders? Durven zij dat aan en kunnen zij dat?